In ‘Arrival City’ is kunst ook voor geestelijk welbevinden

De Bijlmer Voor haar boek Ik laat me shine niet doffen sprak Hester Carvalho met zo’n vijftig jongeren in de Bijlmer. Veel van hen blijken zich te wapenen met kunst.

Winkelcentrum Amsterdamse Poort.
Winkelcentrum Amsterdamse Poort. Foto Berlinda van Dam/ANP

Ik flip nog kouder dan een ijsblok

Klaas Vaak, ‘Dwangbuis’ (1994)

Ik ging naar buurthuizen, kerkdiensten, concerten, speurde in de metro en tijdens Kwaku, op zoek naar jonge inwoners die me wilden vertellen over hun leven. Want dat was de kwestie die me bezighield, hoe groeien jongeren op in de Bijlmer? Aanleiding voor deze vraag waren interviews voor NRC die ik sinds midden jaren negentig deed in Amsterdam-Zuidoost met rappers die destijds Klaas Vaak heetten, SMBG of, recenter, Smib.

In de gesprekken ging het over toekomstdromen, maar schemerden ook de contouren van hun opvoeding en achtergrond, daarin was sprake van wrijving en soms strijd. Mijn nieuwsgierigheid groeide, op welke manier verschilt de achtergrond van deze jongeren van wat ik ken uit mijn omgeving? En welke rol speelt de buurt hierbij?

In de Bijlmer wonen zo’n 89.000 mensen van 167 verschillende nationaliteiten. Het grootste aandeel vormen de inwoners van Surinaamse of Antilliaanse afkomst en recente immigranten uit Afrikaanse landen. In Zuidoost wonen relatief meer jongeren dan elders in het land, van Ghanese, Nigeriaanse, Ethiopische, Caraïbische of Angolese afkomst.

Hun aantal zal toenemen. Want de Bijlmer, bekend om zijn flats, groene velden en ruime opzet, is de ‘Arrival City’ van ons land. De meeste immigranten, landverhuizers en vluchtelingen vestigen zich na aankomst in Amsterdam-Zuidoost. Hier vinden ze een vangnet, een infrastructuur van kerken, informatievoorziening en voormalige landgenoten die de weg wijzen.

Andere Europese steden hebben vergelijkbare wijken: Aulnay-sous-Bois bij Parijs, Rinkeby in Stockholm en La Castellane in Marseille. Ook hier wonen immigranten op enige afstand van het stadscentrum, in betonnen woonblokken, met weinig contact met de rest van het land. Zoals een 20-jarige jongen van Surinaamse afkomst merkte toen hij op zijn achtste voor het eerst door het centrum van Amsterdam liep: niet iedereen zag eruit als hij en zijn vrienden in Zuidoost.

Ik moet tien keer harder werken daarom slaap ik niet uit
Papa was niet aanwezig maar die shit maakte niet uit
Want in principe was m’n moeder echt een vader in huis

Chivv, ‘Zwart Wit’ (2020)

Uit de ongeveer vijftig gesprekken die ik uiteindelijk met jongeren voerde, bleek dat hun levens worden gekleurd door factoren die specifiek zijn voor de buurt. Er is bijvoorbeeld kameraadschap tussen de bewoners onderling, maar ook verdeeldheid. En er zijn de gevolgen van immigratie. Zo was er een studente, Carmen, met een Nigeriaanse vader en witte, Nederlandse moeder, die zich niet thuisvoelt in Nigeria maar ook niet in Nederland.

Ik sprak John, die op zijn zesde uit Angola kwam en opgroeide bij een pleegmoeder in Zuidoost. Als middelbare scholier kon hij niet mee op schoolreisje omdat hij nog altijd geen verblijfsvergunning en paspoort had. Max, nu 22, woonde in Accra, Ghana, bij een tante nadat zijn moeder op zijn vijfde naar de Bijlmer was verhuisd. Toen hij haar een paar jaar later nareisde, herkende hij zijn moeder niet, snapte de taal niet, verstond zijn stiefvader niet.

Restaurant Oma Ietje in de H-buurt.Foto Frans Lemmens/ANP

Sam, die zijn vader nooit heeft gekend, was als adolescent ‘altijd’ aan het vechten op straat. Inmiddels 25 en zelf vader, zegt Sam dat hij en zijn vrienden allemaal kwetsbare jongens waren die eigenlijk een knuffel wilden maar niet wisten hoe daarom te vragen. ‘Zacht met een hard masker’, noemt hij ze.

Er waren ijzingwekkende verhalen. De veertienjarige die dagelijks geld moest afstaan aan een oudere jongen onder bedreiging van geweld. Jongeren die messen bij zich dragen. Groepen uit verschillende wijken die elkaar bevechten met soms de dood tot gevolg.

In de buurt hoorde ik over het gevoel van ontheemd zijn, over gediscrimineerd worden, verborgen armoede, afwezige vaders. En over geweldsincidenten op straat, vaak samenhangend met drugscriminaliteit.

Het belang van expressie

De omstandigheden in de Bijlmer lijken ingewikkeld. Maar de verrassing was dat de jongeren niet alleen optimistisch waren, ze waren ook actief en ondernemend. Niet eerder ontmoette ik een groep mensen voor wie het belang van creatieve expressie zo evident was als hier. Of het nu ging om acteren, dansen, kleding ontwerpen, spoken word, fotograferen of musiceren, bijna iedereen was iets aan het maken.

Kunst zien ze niet alleen als een mogelijke carrière, het is ook een instrument voor geestelijk welbevinden. Zonder muziek was ik nog altijd dodelijk verlegen geweest, zei een 22-jarige drumster, maar door op te treden werd ik opener. Jongeren die cursussen volgen op de jeugdtheaterschool leren gebeurtenissen uit het eigen leven te gebruiken in toneelteksten. Zo ‘verwerken’ ze hun ervaringen op twee manieren: tot tekst en tot een hanteerbaar gevoel.

Rapper/punkzanger Ray Fuego wil het uiten van gevoelens onder zijn buurtgenoten stimuleren, als tegengif voor mentaal-emotionele malaise, vertelde hij. Ook negatieve gedachten mogen worden benoemd. In rapteksten, bijvoorbeeld. „Iedereen kent het gevoel dat hij de wereld in de fik wil steken. Als je dat niet kunt onderbouwen, ben je gewelddadig”, zei Fuego. „Als je het wel kunt, ben je een poëet. De lijn is dun.”

Ik moet houden van mezelf, alleen zo kom ik echt vooruit
niets in die libi [leven] is echt perfect
zag de Bims altijd als het paradijs, voor jullie is het getto.

Nnelg, ‘Possecut’ (2020)

De jonge bewoners van Arrival City, zowel die van Amsterdam als van Stockholm en Parijs, hebben weinig interesse in de plaatselijke cultuur, vertellen ze. Hun innerlijke antenne staat gericht op het Afrikaanse moederland, op trends uit de Caraïben, Amerika, Japan, Korea en Engeland. Invloeden uit die gebieden zien en horen we terug in hun eigen creaties. Op die manier ontstaat in de Bijlmer, Rinkeby en La Castellane een lokale cultuur, opgebouwd uit talloze brokjes erfenis van meerdere continenten.

Al is de gemiddelde Bijlmer-jongere niet geïnteresseerd in wat de rest van het land doet, andersom is dat wel het geval: via sociale kanalen en leeftijdgenoten blijken ideeën en vondsten uit het stadsdeel zich voort te planten onder jonge mensen in andere steden. Ook in Hoorn en Deventer spreken jongeren inmiddels een mengvorm van Sranan, Marokkaans, Engels en anime-taal (bijvoorbeeld: ‘osso’ voor huis, ‘skotoe’ voor politie en ‘kawaii’ voor schattig), en dansen ze de afrodans die in Zuidoost populair werd. Ook in Almere hangen ze een messenger bag van Louis Vuitton quasi-nonchalant over hun schouder, geïnspireerd door een Instagrampost van een tiener uit Zuidoost. Zo ontstaat jongerencultuur.

Van alle kunstvormen en creaties is er een het populairst, en dat is hiphop. Het muzikale genre nestelde zich in de jaren negentig in de woonwijk, kwam deze eeuw tot bloei en verspreidde zich prompt over het land. Talenten als Cho, Henkie T, Chivv, MocroManiac, Glen Faria, Latifah, leden van Smib (Ray Fuego) en Jordymone9 groeiden uit tot nationale sterren. En er is een gestage aanvoer van nieuwe namen, zoals onlangs Reanny, Dashaeno en Loopey.

Ik kom uit de gutter
Mama had geen whip [auto], we moesten lopen
Kon werken in de Appie broer of bolletjes verkopen

Jordymone9, ‘Many Men’ (2019)

Bijna iedereen die ik ontmoette wilde rappen. Ook degene die werkte als vuilnisman, IT studeerde of met een been in de criminaliteit stond noemde hiphop als uiteindelijke doel.

Voor jongeren in Zuidoost is hiphop een expressiemiddel, een toevlucht en uitweg tegelijk. Want hiphop is niet kostbaar om te maken, je hebt er geen dure instrumenten of oefenruimte voor nodig. En juist de simpele middelen (ooit ‘two turntables and a microphone’, nu een beat uit een laptop) zijn een extra attractie: ‘van niets iets maken’ – dat is de essentie van cool.

Al sinds het ontstaan, dit jaar vijftig jaar geleden, is hiphop bovendien een spiegel van de eigen omgeving. In de teksten hebben rappers het vaak over wat ze meemaken in de buurt, de ‘hood’: Compton of Zuid-Chicago. Ook rappers uit Zuidoost hebben het over de eigen wijk, over ‘1104’ (postcode van Kraaiennest) of Zone 6 (Holendrecht). Hiphopteksten gaan vaak over het dagelijks leven. Geloofwaardigheid is een van de pijlers bij onderwerpen als armoede, discriminatie en problemen die de rapper zelf meemaakt of om zich heen ziet. Rappers uit Zuidoost hebben hun materiaal bij de hand, zij zijn de legitieme chroniqueurs.

Toen hij negen was schreef Jordymone9 zijn eerste raptekst, over een buurvrouw in de flat: De eerste traan uit je oog /voor mensen zonder eten /mensen die lijden en strijden voor brood (uit: ‘De Eerste Traan’).

De berry de blackerre, dus me sap die is lekkerder

Ray Fuego, ‘Orkaan’ (2018)

Ik ben altijd aan het rennen, het enige wat ik loop is risico

Jordymone9, ‘Wintersessie 2021’

Rappers uit Zuidoost hebben het talent woorden ritmisch te laten vloeien, ze blinken uit in dubbele bodems en alliteraties. Er is nog een reden om hiphop te willen maken, en die hangt samen met hun sociale positie.

Naar hun rapteksten móét je luisteren, hun verbale soevereiniteit dwingt aandacht af. En dat is een situatie die voor veel Afro-/Surinaams-Nederlandse jongeren niet vanzelf spreekt. Integendeel, velen hier voelen zich onderschat en achtergesteld, alsof hun stem er niet toe doet. Hiphop maakt ze mondig.

In Zuidoost zijn twee keer zoveel huishoudens afhankelijk van financiële bijstand als in de rest van Amsterdam. De CITO-scores hier zijn lager. Veel bewoners in Zuidoost worden gediscrimineerd bij de selectie voor banen, stages, opleidingen.

Maar al zijn de cijfers ongunstig, de mensen achter deze cijfers laten zich niet neerdrukken. Bewoners in de Bijlmer, zeker de jonge bewoners, zoeken een eigen manier om aan moeilijke omstandigheden te ontsnappen. De buurt dient als inspiratie, de buurt is hun kapitaal. Hiphopkapitaal.